En waar leidde, zeide zij
|
Een schoon dochterje van mij?
|
En waar leidde, zeide zij
|
Een schoon dochterje van mij?
|
En waar zal jij zu haastiglijk henen?
|
Waar ik er ja zo haastiglijk henen, henen zal?
|
Waar ik er ja zo haastiglijk henen, henen zal?
|
En dat zal ik mijn moeder wel gaan zeggen
|
Ik draag er van de ruiter een klein kindje zwaar
|
Ik draag er van de ruiter een klein kindje zwaar
|
Nu hebben zij gezeid, dat ik moet sterven
|
Nu hebben zij gezeid, dat ik moet sterven
|
Een klein kindje dragen, dat doen der ja wel meer
|
Een klein kindje dragen, dat doen der ja wel meer
|
En dar hoet jij niet langer om de zuchten
|
En dar hoet jij niet langer om de zuchten
|
Ik wachte ja niet lang meer, of ik schreef er hem oen brief
|
Ik wachte ja niet lang meer, of ik schreef er hem oen brief
|
Dat de ruiter moest overkomen
|
Dat de ruiter moest overkomen
|
Toen de ruiter al over de gevallen brugge ging
|
Toen de ruiter al over de gevallen brugge ging
|
En dat maantje scheen er zo helden
|
Hij sloeg er daar zijn ogen door one vensterglazen heen
|
Hij sloeg er daar zijn ogen door one vensterglazen heen
|
En daar stond een kist op stellten
|
En daar stond een kist op stellten
|
En daar achter die kist, daar stond er ja een stoel
|
En daar achter die kist, daar stond er ja een stoel
|
En daar ging de ruiter op zitten
|
Hij plukte er zijn geie krulharrn uit zijn hoofd
|
Hij plukte er zijn geie krulharrn uit zijn hoofd
|
En wrong er zijn handen in stukken
|
En wrong er zijn handen in stukken
|
En torn ging hij ja al in een duister, duister gat
|
En torn ging hij ja al in een duister, duister gat
|
En daar heeft hij sich selve opgehangen
|
En daar heeft hij sich selve opgehangen |